Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

KC22-017 11 april 2022

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

 

Inzake : [klaagster]
Klachtnummer : KC22-017
Instelling : Pro Persona
Datum ontvangst klacht : 29 maart 2022
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 5 april 2022
Datum uitspraak : 12 april 2022

 

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[klager] (klager)

[patiëntenvertrouwenspersoon] (PVP)

[patiëntenvertrouwenspersoon] (PVP toehoorder)

 

[verweerder] (verweerder)

[verweerder] (SPV)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[lid 1] (psychiater)  `

[lid 2] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

 

Klacht

Depotmedicatie

 

 

Procesverloop

De commissie heeft op 29 maart 2022 een klacht ontvangen inzake depotmedicatie in het kader van verplichte zorg. Op 30 maart zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor de hoorzitting. Het verweer is op 1 april 2022 doorgestuurd naar partijen.   

De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2022. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de volledige uitspraak uiterlijk op 12 april 2022 schriftelijk naar partijen gezonden zal worden.

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht;

-           Verweerschrift;

-           Medische verklaring d.d. 7-8-202;

-           Zorgmachtiging d.d. 23-2-2022;

-           Pr 22: Beslissing verlenen VZ d.d. 13-10-2021;

-           Bevindingen GD d.d. 9-2-2022;

-           Behandelplan d.d. 16-10-2021 en 12-1-2022;

-           Decursus en rapportage vpk periode 1-3-2022 t/m 31-3-2022.

 

 

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen verplichte zorg als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 12 april 2022.

 

 

Feiten

Klaagster is een [leeftijd] vrouw bekend met een schizoaffectieve stoornis. Somatisch is klaagster bekend met COPD en is er sprake van een cardiovasculaire kwetsbaarheid.

Op 23 februari 2022 is een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van een jaar.

 

 

Standpunten van partijen

Klaagster licht ter zitting toe dat ze al 26 jaar in behandeling is bij Pro Persona. Ze heeft altijd meegewerkt aan haar behandeling en neemt haar medicatie trouw in aldus klaagster. Zij geeft aan dat ze slechts een week per jaar psychotische klachten heeft en begrijpt daarom niet dat ze nu een depot moet krijgen. Ze is bereid om orale medicatie in te nemen maar weigert een depot. Klaagster vindt een depot erg heftig en ervaart veel bijwerkingen, zowel emotioneel als fysiek. Als gevolg van de stress kan ze niet eten en niet slapen. Ook is ze het niet eens met de hernieuwde rechterlijke machtiging.

De PVP vraagt zich af waarom er nu opeens een depot ingezet wordt terwijl klaagster al zo’n lange behandelhistorie heeft en zij aangeeft wel orale medicatie in te willen nemen.

 

Verweerster geeft aan dat zij per 1 maart is gestart bij het Fact-team en derhalve nog maar een korte periode betrokken is bij de behandeling van klaagster. Veel informatie in het verweerschrift heeft zij uit het medisch dossier overgenomen. Zij leest vooral dat er gekozen is voor een depot vanwege actuele psychotische klachten en klaagster niet in samenwerking was. Het is lang geprobeerd om klaagster te behandelen met orale medicatie. Er was echter voortdurend sprake van therapie-ontrouw. Verweerster heeft klaagster inmiddels 2 keer gesproken en toegezegd in gesprek met haar te gaan over een alternatief voor het depot. Er wordt een nieuw behandelplan gemaakt waarin bijvoorbeeld opgenomen kan worden dat medicijnen onder toezicht ingenomen worden. Bij vermoeden van smokkelen moet dit bespreekbaar gemaakt worden en als het nodig is zou opname een optie kunnen zijn.

 

De aanwezige SPV-er bevestigt dat vrijwillige medicatie lange tijd niet mogelijk is gebleken. Omdat klaagster sterk ontregeld was is gekozen voor het aanvragen van een rechterlijke machtiging. Klaagster verzet zich enorm tegen een depot en deze moet met overmacht gezet worden. Daarom is het depot van maandelijks omgezet naar een driemaandelijks depot. Verweerder is bekend met de somatische beperkingen die klaagster ervaart maar geeft ook aan dat niet alle klachten veroorzaakt worden door het depot. Er is wat langer tijd nodig om hier duidelijkheid over te krijgen. Vanuit de kwetsbaarheid van klaagster is verweerder voorstander van toedienen van medicatie vanuit de verplichte zorg.  

 

Op een vraag vanuit de commissie antwoordt klaagster dat ze een week per jaar psychotische klachten ervaart. Ze wordt dan angstig en heeft last van achtervolgingswanen. In die week is ze bereid om extra medicijnen in te nemen en staat ook positief tegenover een eventuele opname om tot rust te komen. Klaagster benoemt nogmaals dat ze een depot ervaart als straf en dat ze wel bereid is om samen te werken en orale medicatie in te nemen.

De commissie bevraagt partijen over de woonsituatie van klaagster. In het dossier staat dat klaagster een negatieve huurdersverklaring heeft. Verweerder beaamt dit en vertelt dat er sprake was van een dreigende uithuiszetting. De woningbouwvereniging zoekt nu naar een passende woonsituatie voor klaagster. Ook bewindvoering, gemeente en andere steunsystemen zijn hierbij betrokken. Gelukkig is het woongedrag van klaagster de laatste tijd veel rustiger aldus verweerder.

 

Klaagster vertelt ter zitting dat ze het niet eens is met het feit dat ze sterk ontregeld zou zijn en problemen veroorzaakt in haar buurt. Ze houdt van feestjes en heeft een keer de televisie te hard aangezet. Toen heeft een buurvrouw de politie gebeld. ‘Ik zou ruzie hebben met de hele buurt maar ik ken bijna niemand in de buurt’, aldus klaagster. Ze vertelt dat ze erg boos en verdrietig was toen de politie haar meegenomen heeft.

 

Verweerder benoemt tenslotte dat hij begrijpt dat klaagster dit als belastend heeft ervaren. Ook de overmacht bij het toedienen van medicatie vindt hij zwaar voor klaagster en ook voor behandelaren. Hij ziet echter geen andere oplossing momenteel. Verweerder benadrukt dat de overlast ervaren wordt vanuit de buurt en door de woningbouwvereniging en niet door hem.

 

        

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. De klacht zien op de uitvoering van de verplichte zorg en is gericht tegen de verplichte medicatie zoals bedoeld in artikel 8:9 Wvggz zijn ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter beide zittingen komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klaagster is een [leeftijd] vrouw, bekend met een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Klaagster is wilsonbekwaam verklaard ter zake van medicatie. Klaagster klaagt over het Fact team omdat zij medicatie middels depot krijgt toegediend. Klaagster wil geen depot omdat zij daar ernstige bijwerkingen van ervaart. Klaagster klaagt over paniekstoornissen, hyperventilatie, overal pijn, slecht slapen, droge mond, 48 uur trillen, koude rillingen en stress incontinentie. Klaagster wil per direct stoppen met de medicatie.

 

Verweerder geeft aan dat het ernstig nadeel van klaagster weggenomen kan worden door de verplichte medicatie. Het ernstig nadeel bestaat uit meldingen uit de buurt van klaagster aan de woningbouw waardoor risico bestaat op verlies van woning, dakloosheid en agressie naar derden. Vanwege de mate van verzet krijgt klaagster het depot in de kliniek toegediend. Op 22 september 2021 is verplichte zorg besproken met klaagster en schriftelijk uitgereikt op 13 oktober 2021.

 

Naar het oordeel van de commissie is in het verleden voldoende ingezet op vrijwillige behandeling, orale medicatie en het onder prettiger omstandigheden aanbieden van de depotmedicatie. Door therapie-ontrouw van klaagster en onvoldoende medewerking is medicatietoediening op deze wijze echter niet haalbaar gebleken en is besloten uit te wijken naar driemaandelijkse toediening in een setting waar de veiligheid van alle betrokkenen voldoende kan worden geborgd.

 

Klaagster is op 8 februari 2022 onder politiebegeleiding uit haar huis gehaald om een depot te krijgen. Dit depot is drie maanden werkend en ingezet op de aangezegde verplichte zorg op 22 september 2021 onder de zorgmachtiging die geldend was tot 3 maart 2022.

Er is een nieuwe zorgmachtiging verleend geldend tot 23 februari 2023.

Gezien het gedrag van klaagster en het risico op ernstig nadeel is de verplichte zorg gegeven door verweerder een passende behandeling om het ernstig nadeel te voorkomen. Getoetst zijn de proportionaliteit, subsidiariteit, veiligheid en doelmatigheid van de verplichte zorg.

De commissie ziet de medische noodzaak van de verplichte medicatie om de ernstige nadelen voor klaagster te beperken. De commissie is van oordeel dat verweerders op inhoudelijke passende gronden hebben besloten om depotmedicatie toe te passen. Om die reden acht de klachtencommissie de klacht ongegrond.

 

De commissie is zich er van bewust dat bij het verstrekken van de huidige medicatie er enige tijd nodig is voordat het effect goed kan worden geëvalueerd. Niettemin dient de verplichte zorg wel volgens de wettelijke termijnen te worden geëvalueerd, ook als dit nog niet tot een definitieve conclusie leidt.

Daarbij verdient het altijd aanbeveling met klaagster in gesprek te blijven, zoals ook genoemd door verweerder, om te bezien of tot een minder bezwarend alternatief kan worden gekomen.

 

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht gericht tegen de verplichte medicatie ongegrond.

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

Aldus besloten te [locatie], 12 april 2022

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 5